
Spel:
De leerling hoort een door een instrument gespeeld effect en ziet daarna (max. 5) namen van effecten waaruit hij de juiste moet kiezen door er op te klikken.
Door de docent (op de docentenpagina) in te stellen:
• vraagstelling (bij niets invullen wordt de standaard vraag getoond)
• weergave: plaatjes, tekst of allebei
• aantal antwoordmogelijkheden (2 t.m.5)
• aantal vragen/aantal goede antwoorden (+ minimum % goed beantwoord)
Door de docent te selecteren inhoud:
• dynamiek:
accent, crescendo, decrescendo
• articulatie:
legato, marcato, portato, staccato
• effecten:
arpeggio, flageolet, flatterzunge, glissando, pizzicato, tremolo, vibrato
• versieringen:
dubbelslag, korte voorslag, lange voorslag, mordent, pralltriller, triller
• speelmanieren:
aanslaan, blazen, raspen, raspen en aanslaan, schudden, schudden en aanslaan, scratchen, slaan met hand(en), slaan met stok(ken), strijken, tegen elkaar slaan, tokkelen.